ABC Peter Vos

RKD STUDIES

XXVII – Yorick

[in bewerking]
XXVII – Yorick


Alas, poor Yorick! I knew him, Horatio: a fellow / of infinite jest, of most excellent fancy: he hath / borne me on his back a thousand times …. Zo luidt het begin van Hamlets welbekende monoloog naar aanleiding van de opgegraven schedel van de man die ooit de hofnar van zijn vader was geweest.1 Een theatrale meditatie over de broosheid van het menselijk leven uit 1602, waarover heel wat literatuurwetenschappers en psychoanalytici het hunne hebben gezegd. De beeldende kunst wist er eveneens weg mee, vooral in Engeland in de achttiende en negentiende eeuw. In Frankrijk was het de romanticus Delacroix die zich liet inspireren door de macabere ontdekking op het kerkhof (MET 217).2 Dat ook een fantasierijk tekenaar als Vos door de figuur van Yorick werd geprikkeld, is niet verwonderlijk. Op 25 maart 1985 schreef hij in zijn dagboek dat hij de grafdelversscène in Hamlet had gelezen, een aantekening waaraan hij een kleine opsomming van mogelijke visuele Yorick-interpretaties toevoegde (MET 218).3
Maar pas in juni van dat jaar, na een reis naar Israël en het voltooien van een vogelreisboek, zou Vos ertoe komen zijn ideeën vorm te geven.4 Yorick kreeg een gedaante die hem vermoedelijk nooit eerder was toebedeeld. Niet als schedel werd hij weergegeven maar als een complete figuur, wat iets anders is dan een complete antropomorfe verschijning. Minstens zesmaal portretteerde Vos de dode hofnar als een levend wezen. Drie van de zes uitbeeldingen zullen hier ter sprake komen.
Het eerste dat opvalt is dat het de Yoricks ontbreekt aan realisme en dat ze zijn weergegeven zonder een echt gezicht. Op een van de tekeningen staat onderaan tweemaal de naam Yorick geschreven, eenmaal gewoon en eenmaal in spiegelschrift, met daaraan gekoppeld, bij wijze van kenspreuk, ‘zijn licht, zijn schaduw’ (MET 219). Dit contrast wordt ook uitgedrukt in de verticale licht-donker verdeling van de figuur zelf, een soort holle man, meer kleren dan mens. Er is een hand, er zijn twee voeten in schoenen te zien, en in plaats van een lichaam een raadsel van textiel. Vooral de gezichtloze kop duidt op de leegte die emblematisch is voor de depressie waarin de kunstenaar toen (opnieuw) verkeerde.5 Zijn dagboek weerspiegelt zijn gemoedsgesteldheid van himmelhoch jauchzend zum Tode betrübt. Over het ontstaan van de Yorick-serie noteerde hij op donderdag 13 juni 1985: Je gaat verder aan de gewassen tekening van ? met maskervormig gezicht. Gevouwen, geplooid, onbepaald. Besluit dat dat de ‘Yorick’ kan zijn, die vaag in je hoofd zat en waarvan je een serie lijntekeningen wou maken. Zet 3 andere situaties van Y. op. Krijgt er zin in en verbaast je dat het gebeurt. De hartstocht, die weer opkomt. Wonderlijk. Je geniet ervan … Maar de volgende ochtend blijkt dit enthousiasme geslonken. En na zes Yoricks in staat van compleetheid (of overcompleet?’ te hebben getekend, had zich een stemming ‘tussen hoop en wanhoop’ van de kunstenaar meester gemaakt. Aansluitend schreef hij: Yorick: Je maakt er twee en werkt door aan de anderen. Verdonkert ze. Sentiment: zelfmedelijden, komische toon geprobeerd in onderschriften bij voorbeeld. De gruwelijke vorm komt vanzelf’.
Later op die dag, vrijdag 14 juni: Yorick: Teken hem met uitgebrand hart. Zo bezig met het gat in zijn borst diepzwart te krijgen. Schroeirand eromheen overtuigend te maken, dat pas later, als ’t klaar is, je opvalt hoe treurig ’t er voor anderen uit moet zien. Alweer een serie waar je weinig of niets van zult verkopen. Après l’amour’ noem je deze [ … ] een dagboek in plaatjes. Het genante van je innerlijk laten zien. Vervolgens: En nog een Y. die zit te drinken, “Y’s zorgen buiten”. Probeert het blond te houden met donker, waar je donker wilt: accenten zelfs van afstand zichtbaar. De man zit buiten aan een wankel cafétafeltje waaraan twee poten ontbreken. Zijn hoofd is met doeken omwikkeld (MET 222).6
Op 24 juni komt Yorick opnieuw ter sprake. Nu een volgende: Y. met vader op schouders. Portret van zelfbeklag’ (MET 220). Het verslag van die dag wordt gekenmerkt door een grote treurigheid, met trefwoorden als wanhoop, ongelukkig en jaloezie. En de verzuchting: Je bent geen tekenaar. Je moest er een worden van Pappa. De brave zoon, die ’t leven leidt, dat zijn vader van hem verlangt’. Bij meer dan een gelegenheid heeft Vos gememoreerd dat zijn vader aan derden vertelde dat hij ‘de grootste tekenaar van Nederland zou worden.7 Op deze paternale wens die het karakter draagt van een commando, is de tekening Waar Yorick met zijn vader wandelt een snijdend antwoord. Ze valt niet anders te begrijpen dan dat Vos de vader van Yorick, die bij Shakespeare niet voorkomt, gebruikte om een oordeel te vellen over zijn eigen, sinds lang overleden vader.
Vos’ verhouding tot zijn vader is altijd problematisch geweest. Waar Yorick met zijn vader wandelt moet worden gezien als een omgezet portret van Peter en zijn verwekker die als een zware last op zijn rug resideert. Dat de tekenaar zich op grond van getormenteerde gedachten juist identificeerde met een hofnar, is ook niet zonder betekenis. Eveneens in letterlijke zin: ongeremd na fors drankgebruik, nam hij in gezelschap soms zelf de rol van nar op zich.
In de beeldformule herkennen we die van Aeneas die zijn vader Anchises op zijn schouders heeft genomen en zo het brandende Troje uit vlucht, maar de strekking bij Vos is dus geheel anders. Die wordt waarschijnlijk het beste samengevat in de triviale Amerikaanse uitdrukking ‘Get off my back!’ Vos’ vader was in 1955 overleden maar zijn dwingende persoonlijkheid oefende dertig jaar later nog steeds druk uit, ofschoon Cornelis Vos door zijn tekenende zoon in 1982 al half vergeten was verklaard in de even luisterrijke als navrante postzegelserie Gevoelens. ‘Pappa in mijn geheugen’ – die was 20 cent waard en had geen hoofd, evenmin als de vader van Yorick (MET 221A). Een tweede postzegel uit de serie van acht, getiteld ‘Plicht op mijn nek’, sluit hier inhoudelijk geheel bij aan (MET 221B).8
Vos heeft zijn vader op verschillende manieren geportretteerd, onder andere als paus, als maraboe, en als Long John Silver uit Robert Louis Stevensons Treasure Island (MET 223/24).9 In het metamorfoseren was hij zeker niet voor één gat te vangen. Zo tekende hij een portret van zichzelf op latere leeftijd, dat in feite – vergelijkingen met andere portretten van de man tonen dit aan – een beeltenis van zijn vader blijkt te zijn. Dat was met Kerstmis 1979, toen hij 44 jaar was en hij zijn pen en penseel liet profeteren hoe hij er op Kerstmis 2001 uit zou zien, op 66-jarige leeftijd (MET 225).10 Hier geen zoon die à la Yorick zijn vader op zijn schouders draagt, maar een zoon die fysiek in zijn vader opgaat. ‘Infinite jest’ heeft verschillende kanten, zeker bij Peter Vos.
EdJ


Cat.II-27, 195 -MET (217) = zelfde - Eugène Delacroix, Hamlet en Horatio op het kerkhof, 1839, olieverf op doek, 81 x 66 cm, Musée du Louvre, Parijs
Cat.II-27, 196 -MET (218) = Dagboek, 1985 V-VI -Tekst over Yorick, fragment uit: Dagboek, mei/juni 1985

MET 218A - T-1985-VI-coll. AB - - voordeel van “Yorrick”, ….. juni (?) 1985, pen, 20 x 12,2 cm, uit schetsboek/dagboek (cf. boek 2013, p. 218, met bovenschrift: voordeel van “Yorrick”/ Je kunt hem tussentijds laten sterven/ Y.vindt de bron van de eeuwige jeugd. vTristan Shandy.

Zeven tekeningen met het thema Yorrick, uit 1985/86, werden bij Galerie Jas in 1987 tentoongesteld (zie ook tentoonstelling 1991):
[IMG 0115 - ]MET (219) = T-1985- 13.VI (coll. LN) - Yorick zijn licht, zijn schaduw, 13 juni 1985, pen in zwarte inkt en penseel in grijs en rood, 19.3 x 13 cm, met opschrift: titel als onderschrift en Vos 13.VI.85
[IMG 0118- ]MET (220) = T-1985- 14.VI (coll. LN) - Waar Yorick met zijn vader wandelt, 24 juni 1985, pen in zwarte inkt en penseel in grijs en rood, 17.5 x 13 cm, met opschrift: titel als onderschrift en Vos 24.VI.85
[IMG 0202] -MET (222) = T-1985- 15.VI – coll. Onbekend -Yoricks zorgen buiten, 15 juni 1985, pen in zwarte inkt en penseel in grijs en rood, ca. 16 x 13 cm, met opschrift: titel als onderschrift en Vos 15.VI.85, verblijfplaats onbekend.

Cat.II-27, 202 -MET (221) = A-1982b- Twee postzegels uit de Jubileumserie ‘Gevoelens’, 1982, pen in zwarte inkt en penseel in aquarel, elk ca. 5.5 x 2.5 cm, met opschrift: (a) 1½ ct … PLICHT op mijn nek, (b) 20 ct … PAPPA in mijn geheugen
Cat.II-27, 200 -MET (223) = T-1983-22.III (coll. SV) - Maraboe, voor Saida bij wijze van schoonvader, 22 maart 1983, penseel in Chinese inkt, 17.5 x 10 cm, met opschrift: titel als onderschrift, Marabu, 22.III.1983 en voor Saida 7.VI 90 Peter
IMG 121 -MET (224) = T-1964 -coll. JB- Vader als Long John Silver, 1964, pen in zwarte inkt en penseel in chinese inkt, 13.5 x 11 cm.

MET 224B = T-1982-XI-5 - coll. PS - Vader in pyama met één been, pen en penseel in zwart en rood, (beeld), 15,5 x 8,7 cm, (papier) 19,5 x 11 cm, Vos 5.XI.’82

IMG 0119 -MET (225) = T-1979.25.XII (coll. MD)- Peter Vos in 2001, 25 december 1979, pen in zwarte inkt en penseel in aquarel, 15.8 x 10.8 cm, met opschrift: Lieve Milou … 25.XII.79


Notes

1 William Shakespeare, Hamlet, Act V, scene 1.

2 William Collins Watterson, “Hamlet’s Lost Father.” Hamlet Studies 16 (1994), pp. 10-23; Alan R. Young, ‘Eighteenth- and Nineteenth-Century Visual Representations of the Graveyard Scene in Hamlet, Stage Directions in Hamlet: New Essays and New Directions. (ed. Hardin L. Aasand), 2003, pp. 189-213. Voor Eugène Delacroix, Hamlet en Horatio op het kerkhof, zie Barthélémy Jobert, Delacroix, Princeton, New Jersey 1998, pp. 279-281.

3 In Arti: Je tekent met moeite twee x Yorick. Hebt vaag plan er een serie strips van te maken. / Yorick vindt een maskertje. Y. verandert zijn karakter (i.e. schminkt zich als een sperwer) / Y verbetert zijn handlijnen. / Y’s labyrinth (ziet andere wereld dan hij voelt). Vos gebruikte in zijn dagboeken overwegend de tweede persoon.

4 Voor voorbeelden uit de schetsboeken vol vogels, die de vrucht waren van een verblijf in Israël, in het bijzonder Eilat, in april-mei 1985, zie Ferdinandusse et al., pp. 164-165.

5 Zie in dit verband ook de leporello Depressie.

6 Ferdinandusse et al., p. 139.

7 Op 12 augustus 1983 schreef Vos in zijn dagboek over het schaamtegevoel dat zijn vaders gepoch bij hem teweeg had gebracht: Mijn gêne. Angst dus, wanneer iemand iets van mij verwacht. Zie ook Joop van Tijn, ‘Peter Vos: “Je moet argeloos door de wereld kunnen lopen”’, Vrij Nederland, 9 september 1995, een uitvoerig interview waarin Vos opnieuw releveert dat zijn vader soms  als er bezoek was, zo nodig moest zeggen: dit wordt de beste tekenaar van Nederland.

8 Ferdinandusse et al., p. 130: Jubileumserie gevoelens (1982). Opnieuw met betrekking tot zijn vader komt het motief ‘Half vergeten’ tevens voor in: Peter Vos, Wat je ook niet vaak ziet. Doordeweekse emblemata, Amsterdam 1991, p. 57, met commentaar op p. 84.

9 Ferdinandusse et al., pp. 14 en 16. De Maraboe heeft als opschrift ‘Voor Saïda: bij wijze van schoonvader’. Voor Pappa als paus zie afbeelding A-2b.

10 Met opdracht voor Milou van Dam, gedateerd 25 december 1979. Opschrift: Lieve Milou. Dit blijft … Als het Kerstkindje zijn 2001ste verjaardag viert zullen wij bij elkaar zitten en ik zal eten, tandeloos lachen en vorige eeuwse veritijnse [van Veritas] liedjes zingen, terwijl buiten de koude wind waait. Liefs. Peter.