ABC Peter Vos

RKD STUDIES

XXIX – Kunstenaar van gedaante gewisseld

[in bewerking]
XXIX – Kunstenaar van gedaante gewisseld


Een kunstenaar die Vos heet en zichzelf als een vos (vulpes vulpes) voorstelt, misschien is dat een voor de hand liggende autometamorfose. De originaliteit schuilt hier in de uitvoering (MET 234). Vos heeft zich meer dan eens als het dier van die naam gepresenteerd, wanneer er bijvoorbeeld een speelse signatuur onder een brief moest worden gezet of bij wijze van opdracht aan een vriend, in de zin van wat vroeger wel toe-eigening heette. De journalist Ben van der Velden, die een biografische schets van hem schreef, schonk hij een kleine voorstelling van een tekenende vos wiens pen door een mus wordt bestuurd. Op de linkerzijde van de vossenborst poseert een mol als symbool van de blindheid van het hart. Van deze uit 1995 daterende tekening werd op groot formaat ook een litho gemaakt (MET 233) .1
Kunstenaarschap en gedaantewisseling waren al veel eerder, aan het begin van zijn carrière, door Vos met elkaar verbonden, zij het op geheel andere wijze dan in de vos-mol-mus-iconografie. Als hij satirisch of polemisch gestemd was kon hij met verve de rol van cartoonist op zich nemen. Zoals in maart en september 1961, toen hij in Hollands weekblad een reeks tekeningen met duidelijk polemische strekking publiceerde, waarin het kunstwerk en zijn maker aan drastische verandering onderhevig zijn.2
Bij de eerste serie zien we hoe een schilder een langwerpig doek met abstracte vormen aan het bewerken is. Drie stadia met drie verschillende gewrochten worden ons voorgeschoteld, de derde fase heeft slechts een enkele vette bibberlijn opgeleverd, en men krijgt de indruk dat de experimenterende schilder er niet uitkomt. Tot hij zijn toevlucht zoekt in een vierde mogelijkheid en er geheel onverhoeds een klassiek ruiterstuk aan zijn penselen ontspruit. De schilder zelf heeft op dat moment de onstuimige, niet-menselijke gedaante aangenomen die vrijwel congruent is met de zwiepende configuratie uit de eerste fase van zijn onderneming (MET 230).
De sequentie herinnert in zekere zin aan de door Samuel van Hoogstraten in 1678 beschreven wedstrijd tussen drie landschapsschilders, die gewonnen werd door degene die uit een onbegrijpelijke ‘Chaos van verwen’ pardoes ‘een volmaekte Schildery’ te voorschijn wist te toveren.3 Maar de vier tekeningen zouden samen ook kritiek kunnen inhouden op bepaalde vormen van abstracte schilderkunst, in het bijzonder de action painting, die toen opgang maakte maar waarvan Vos bijzonder weinig gecharmeerd was.4
Op 6 september 1961 volgde in Hollands weekblad de tweede serie, bestaande uit acht kleine tekeningen, een schilder voorstellend die als een bezetene verf op een doek smijt en daarbij zichzelf uiteindelijk weer oplost in zijn materiaal (MET 231). Een satire op Jan Vrijmans vermaarde film De werkelijkheid van Karel Appel – zo zou men kunnen denken, ook omdat de spreekwoordelijk geworden, ten onrechte aan Appel toegeschreven uitspraak ‘ik rotzooi maar wat an’, onmiddellijk in het geheugen springt. Dit te denken zou echter een vergissing zijn. Vrijmans film werd voor het eerst vertoond in juni 1962, dus driekwart jaar nadat Vos zijn wilde metamorfose-tekeningen in Hollands weekblad publiceerde.5
Dertig jaar later zou een autobiografische variant van dit beeldverhaal verschijnen, in zes tekeningen waarvan een zeefdruk werd vervaardigd, met de protagonist weer in vossenvermomming (MET 233). In zijn hoedanigheid van hekelende cartoonist met aandacht voor de kunstwereld plaatste Vos zich in een traditie die mede door een beroemde vakgenoot als Saul Steinberg en, in mindere mate, door Peter Arno, werd gedragen, beiden medewerkers van de New Yorker (MET 228-29).6 De strip van een vos die zijn verfijnde tekenpen heeft ingeruild voor een ruige kwast om zich over te geven aan heftig verf spetteren, spreekt voor zichzelf, wat de maker er overigens niet van weerhield er nog een ironische toelichting bij te schrijven. ‘Een beetje roem is goed voor een tekenaar. Hij krijgt er zelfvertrouwen van, houdt eindelijk op met dat ouderwetse gepriegel en gaat zich eens flink uiten! Modern! Gevoelens!! Mensch, durf te knoeien!!!’
Dat Vos’ kunstbegrip niet overeenstemde met de waardering die in avant-gardistische kringen voor avant-gardistische kunststromingen bestond, is evident. Maar het kritische standpunt dat hij in 1991 innam via zijn alter ego, de met verf smijtende vos, was minder ter zake en dus minder urgent dan zijn standpunt uit 1961, zoals tot uitdrukking gebracht in de twee series voor Hollands weekblad. In 1991 was schilderkunstige abstractie al niet meer zo overheersend en manifesteerde figuratieve kunst zich weer in allerlei variaties. Vos koesterde zijn eigen figuratie en heeft zich nooit van zijn à propos laten brengen.
EdeJ


Cat.II-29, 209 - MET (228) = zelfde - Peter Arno, In het Museum, 1955, tekening gepubliceerd in The New Yorker
Cat.II-29, 209a - MET (229) = zelfde - Saul Steinberg, Zonder titel, c. 1950, tekening gepubliceerd in The New Yorker (The Labyrinth)


Cat.II-29, 207 - MET (230) = ill. T- HW-95-1961 -8.III -Hoe vind je het’, 1961, serie van vier tekeningen gepubliceerd in Hollands Weekblad nr. 95, 8 maart 1961
Cat.II-29, 208 - MET (231) = ill. T- HW-121-1961-6.IX - ‘Zelfportret’, serie tekeningen gepubliceerd in Hollands Weekblad, nr. 121, 6 september 1961
Cat.II-29, 210/RP -MET (232) = PV-P-92-1 -‘ Vos aan het werk, 1992, zeefdruk, naar serie pentekeningen, 26,5 x 13,5 cm
IMG-168/RP -MET (233) = PV-P-95-1 -‘ Zittende vos en mus met pen, 1995, litho, ca. 35 x 30 cm (blad 65 x 50 cm)
[geen ill. ] MET (233A) = BR-Ben vdV-1995-10.I- Zittende vos en mus met pen, 10 januari 1995, pen in zwarte inkt en penseel in aquarel, 14.5 x 9.8 cm, met opschrift: Utrecht, 10.1.’95…… Beste Ben, ben je ben(aderbaar…..) met de achterzijde in de brief: De tekenaar….is voorzien van een slim hoofd, een blind maar uiterst gevoelig hart en een drukke vrolijke hand. Geen zelfportret dus; meer een ideaal type.., collectie Ben van der Velden

Cat.II-29, 212 - MET (234) = T-2000 - 16.I – . RP-2013-10-2 Schetsblad met ontwerp voor uitnodiging Galerie Jas met Vos aan het werk, 2000, pen in zwarte inkt en penseel in aquarel, 16.4 x 24 cm, met opschrift: Voor André bij Thuiskomst op 20.VIII.2000 van Peter, collectie O. Bouineau (schenking RPK, 2013)


Notes

1 Ben van der Velden, ‘Peter Vos, het leven van een tekenaar’, in: Ferdinandusse et al., pp. 15-35, i.h.b. 35.

2 Hollands Weekblad, Nummer 95, 8 maart 1961, pp. 4-5, 8-9, 12-13, 14-15, en Nummer 121, 6 september 1961, pp. 14-15.

3 Samuel van Hoogstraten, Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst, Rotterdam 1678, pp. 237-238.

4 Vos was niet gekant tegen elke vorm van abstractie. Hij had vooral kritiek op díe  kunstwerken, abstracte maar ook figuratieve, waarvan de makers in zijn ogen tekort schoten in vakmanschap.

5 Zie L. Gans,  ‘De mythe van Karel Appel’s “anrotzooien”’, in: Album discipulorum aangeboden aan Professor dr J.G. van Gelder …, Utrecht 1963, pp. 179-185.

6 Voor Saul  Steinberg, zie bijvoorbeeld Steinberg, The labyrinth, Londen 1960, pp. [30-31, 226]. Aan Hollands Weekblad van 2 december 1959 droeg Vos een reeks ‘Sinterklaaspastiches’ naar diverse kunstenaars bij, onder wie Steinberg. Vos’ gevoel voor humor zoals in veel van zijn tekeningen uitgedrukt, was in zekere mate verwant aan dat van deze Amerikaanse tekenaar. Andere pastiche naar Steinberg, in De Jongh 1995, p. 59. Voor Arno, zie Gerhard Langemeyer et al., Mittel und Motive der Karikatur in fünf Jahrhunderten. Bild als Waffe, München 1984, pp. 84, 443-444.