XXI – Bilderdijk en de Thebaanse zwaan
Onder de duizenden vogels die Vos in de loop der jaren aan het papier heeft toevertrouwd komt ook een aantal zwanen voor, zowel soortzuivere als kruisingen, met menselijke bestanddelen.1 Een van een tweetal bij elkaar horende tekeningen, gedateerd 2000, laat een witte zwaan zien die over een bergachtig landschap vliegt – geen gewone zwaan maar een hybride met handen en voeten (in sandalen), gehuld in een antieke toga. Het andere blad toont een man in een vroeg negentiende-eeuws kostuum. Hardlopend en naar boven kijkend doet hij amechtig een poging om de vliegende zwaan bij te houden. Beide armen zijn schuin omhoog gestrekt en in elke hand klemt hij vier zwanenveren. Zijn schoenen heeft hij in klompen gestoken, die gedecoreerd werden met het soort versiersel dat we kennen van de narrenkap (afb. 186 a,b,).
De tekenaar laat ons geenszins in het ongewisse over wie hier is voorgesteld. Hij vulde de rechterzijde van zijn compositie met een zesregelig couplet uit het gedicht ‘De Treurzang’ van Willem Bilderdijk, dat voor het eerst werd gepubliceerd in 1810:2
Maar gij, o Dirces grootsche zwaan
Wiens spoor ik langs de hemelbaan
Steeds nastaar met verbijstrende oogen:
Eens dacht ik met een stoute vlucht
U na te drijven door de lucht,
Doch ach! die waan is lang vervlogen.
Hieronder schreef hij, deels in kapitalen, ‘Pindarus (de zwaan van Thebe) bezongen door Bilderdijk. Een naar boven wijzend pijltje maakt nog eens duidelijk dat met ‘Dirces grootschezwaan’ deze befaamde dichter uit de Griekse oudheid wordt bedoeld; een naar links wijzen pijltje identificeert, bijna ten overvloede, de rennende man als Bilderdijk zelf.3
De twee tekeningen vormen een ingenieuze beeldvertaling van de geciteerde versregels waarin de dichter zich van een bescheidenheidstopos bedient. Vos voegde er alleen nog een dosis ironie aan toe. De aspiratie uitgedrukt in de zinsnede ‘met een stoute vlucht U na te drijven door de lucht’ kreeg vorm in vruchteloos gejakker op zware klompen, met loze veren in de hand die niet de minste vluchtbeweging genereren. De gewenste metamorfose wil maar niet van de grond komen, de man (Bilderdijk) kan hollen zolang zijn adem dit toelaat, een zwaan als Pindarus zal hij nooit worden. Terwijl de vliegende zwaan in de andere tekening door zijn hybridische aard – Pindarus valt hier samen met zijn epitheton – juist een hoog metamorfosegehalte bezit. Van elk van de beide composities bestaat een variant. Het alternatieve duo beweegt zich van rechts naar links, de man verliest hier behalve tempo ook nog eens een klomp (afb. 187 a,b,).
Vos zal ongetwijfeld hebben geweten dat de zwaan al sinds de oudheid een beproefd symbool voor de dichter was.4 Werd Pindarus de Thebaanse zwaan genoemd, Shakespeare werd wel aangeduid als de zwaan van Avon en Vondel als de Agrippijnse of Keulse zwaan. En Jacob Cats schreef een lofdicht op Constantijn Huygens met deze aankondiging: ‘Hier coomt een nieuwe Swaen met onghemeene pennen / Hier coomt een hoogher gheest door onse landen rennen’.5
De beeldende kunst heeft op dit punt ook haar bijdragen geleverd.6 Eén voorbeeld moge volstaan, als voorloper van de door Vos geconcipieerde voorstelling, al is de iconografie geheel verschillend. Het is een door Jan van de Velde II gemaakte gravure voor de in 1621 verschenen bundel Friesche lust-hof, en hier figureren twee zwanen. Ze trekken de boot van Amor voort, waarin het portret van de dichter, Jan Janszoon Starter, pontificaal staat opgesteld (afb. 185). ‘Dees Vogel is ge-eigent den Poeeten’, heet het in het bijbehorende drempeldicht.7
Vos concipieerde de samenhang tussen vogel en dichter duidelijk anders dan Van de Velde die er de allegorische modus voor had ingezet. Los van het feit dat er vier eeuwen tussen beider opvattingen liggen, de specifieke esprit waarmee Vos man en zwaan te lijf is gegaan, valt nergens anders dan bij hem aan te treffen.

185
Jan van de Velde (II)
Portret van Jan Jansz. Starter, 1621
Whereabouts unknown

186a
Peter Vos (1935-2010)
Vliegende zwaan, 2000
Private collection

186b
Peter Vos (1935-2010)
Bilderdijk met veren, 16 september 2000
Private collection

187a
Peter Vos (1935-2010)
Thebe's zwaan, 2000
Private collection

187b
Peter Vos (1935-2010)
U na te drijven door de lucht, 2000
Private collection
Notes
1 Een vroeg voorbeeld in een in 1962 vanuit Stockholm geschreven brief (aan Hein Siedenburg, directeur van het Prins Bernhard Fonds), die onlangs werd verworven door het Rijksprentenkabinet in Amsterdam. Zie verder Ferdinandusse et al., p. 226.
2 Willem Bilderdijk, De dichtwerken, deel 8, Haarlem 1858, pp. 156-158, i.h.b. p.157. René Veenman, ‘De Thebaensche Swaen. De receptie van Pindarus in de Nederlanden’, Voortgang. Jaarboek voor de neerlandistiek 13 (1992), pp. 65-86, i.h.b. 82. Het volledige gedicht bestaat uit elf coupletten van zes regels. In de laatste regel schreef Vos ‘Doch’, waar bij Bilderdijk ‘Dan’ staat.
3 ‘Dirces grootsche zwaan’: Dirce is de naam van een riviertje in Thebe.
4 Zie Gilbert Highet, The classical tradition. Greek en Roman influences on western literature, New York 1957, pp. 226 en 628.
5 Jacob Smit, ‘De kosmische zelfvergroting van de dichter bij Bilderdijk, Perk en Marsman’, Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afd. Letterkunde. Nieuwe Reeks, Deel 20, No. 4, Amsterdam 1957, pp. 98-100; en Veenman, op. cit.
6 Hessel Miedema, Karel van Mander. Den grondt der edel vry schilder-const II, Utrecht 1973, pp. 298-299, 384-387.
7
Drempeldicht: P[etrus] S[criverius], ‘Op de af-beeldingh van Ian Starter ende sijn Friesch lust-hof’, in: Ian Iansz. Starter, Friesche lust-hof, Amsterdam 1621, p. *3verso.