XIV – Nyctimene verandert in een nacht(steen)uil
Toen Peter Vos in het najaar van 1975 van Utrecht naar Amsterdam verhuisde, ging hij zich opnieuw op het tekenen van vogels toeleggen. In zijn inleidende woorden van Een studie in grijs. Voorlopige balans van drie jaar vogeltekenen (Amsterdam 1980) schreef hij: ‘Toen ik in Amsterdam moest komen wonen en zó mismoedig was dat ik zelfs op tekenen uitgekeken raakte, nam ik een abonnement op Artis. Op de Academie vond ik “Artis tekenen” twee weken per jaar, het spannendst. Om te proberen de lente-achtige verbazing terug te vinden, ging ik ’s morgens naar de tuin, met schetsboek en grafiet. Ik merkte, dat de verbazing en het enthousiasme prompt weer boven kwamen [… ].’s Zondags was Sander te logeren en werkten we samen [… ].’
In 1978/79 werkte hij de vele schetsen van vogels in zijn schetsboekjes uit, met pen en penseel in Chinese inkt in een dummy, die hij als titel gaf: ARTIS – 100 vogeltekeningen. In iets gewijzigde vorm verscheen dit schetsboek in 1980 in druk als Een studie in grijs. Het boekje vogeltekeningen – met het motto NATURA CAVEATA ARTIS MAGISTRA (De gekooide natuur is de leermeesteres van de kunst) – werd opgedragen aan zijn collega-tekenaar en zoon Sander.1
Zoals al ter sprake kwam in de teksten over Plinius en de uilengeboorte en de metamorfose van Ascalaphus, waren voor Vos van alle vogels de uilen favoriet (afb. 124-125). In het Artis-boekje staan veel uilen – samen met de sneeuwuil is de steenuil het meest afgebeeld.2 Bij de tekening van drie steenuilen schreef Vos: ‘Toen ik in Artis begon te werken (november ’75) zaten ze achter glas in het nachthuis. Goed te bekijken. Je besloot je tocht door de tuin altijd met een steenuilenschets voor de mazzel. Nu zijn ze verplaatst, zitten in een kooi bij de ruïne; altijd in hun houten nestkast. Een petje met bruine vlekken, soms een lichte wenkbrauw met geel oog eronder is alles wat je ziet. Maar je hebt gelukkig schetsen genoeg. Over de eerste steenuil die Vos in Artis tekende noteerde hij: Levendiger dan een uil overdag betaamt, vloog hij heen en weer en bleef af en toe in het gaas hangen. 3 Kort na het verschijnen van het boekje wees een uilendeskundige Vos erop dat het geen steenuilen waren die hij had getekend, maar pareldwerguilen.4
Het tekenen van uilen werd nog intensiever in de jaren daarop: na de 333 vogels uit 1980-81, waarin zorgvuldig getekende uilen rijkelijk vertegenwoordigd zijn, vulde Vos nog een andere dummy met aquarellen van deze vogels. Uiteindelijk werden de bladen daaruit verkocht op de tentoonstelling in 1984 in Amsterdam, waar ook een aantal tekeningen met de metamorfosen van Ascalaphus en van Tereus werden getoond.5 Dat beide helden in zijn favoriete vogels veranderen, moet voor Vos een reden zijn geweest om juist voor het verbeelden van deze metamorfosen te kiezen. Gezien de vele studies, uitgewerkte tekeningen en droge-naald-prenten is het niet verbazingwekkend dat hij bij de metamorfose van Nyctimene in een nachtuil, deze rol door een steenuil laat vervullen, waar hij eerder bij Ascalaphus voor een ransuil (met de karakteristieke oortjes) had gekozen.
Ovidius noemt in boek II de geschiedenis van Nyctimene, die incest met haar vader pleegde, het meest bekende [verhaal] van heel Lesbos: … Nyctimene heeft met haar eigen vader / in bed gelegen! Daarom werd ze uil, zo één die altijd / heel schuldbewust daglicht en ’s mensen blik ontvlucht; zij hult / haar schaamte in duisternis en wordt door vogelvolk gemeden … (Ovidius II, 591-95).
Een eerste voorstudie voor deze metamorfose, waarvoor een beeldtraditie tot dat moment ontbrak, vinden we ver over de helft van het Metamorfosen-schetsboek, gedateerd 25 februari 2003 (afb. 126). Het thema is nog twee keer hernomen op twee latere dubbele bladzijden, getekend op 7 maart (afb. 127) en op 24 maart. In de drie voorstudies wordt het thema op vergelijkbare wijze verbeeld. Links een uit haar slaap ontwaakte vrouw, zittend tussen de lakens van het bed waarin de zondige daad plaatsvond. In de volgende tekening verschijnen veren op haar armen en benen en ten slotte laat zij het laken achter en stijgt zij als uil omhoog.
Aansluitend bij deze voorstudies werd de volledige metamorfose uitgewerkt in een vijftal tekeningen, gedateerd tussen 24 juni en 30 augustus, waarvan er hier vier worden getoond (afb. 128-131). Het meest eenvoudig van opbouw is de eerste tekening, gedateerd 15 juni, waarop de gedaantewisseling in vier figuren is afgebeeld. In de derde tekening, gedateerd 28 juli, is de metamorfose in zes figuren in een ovale compositie afgebeeld, zoals wie die al zagen bij Ascalaphus (afb. 122): linksonder kruipt de jonge vrouw Nyctimene met veren aan haar armen uit het raam van haar slaapvertrek, richt zichzelf al deels tot uil geworden op en vliegt uiteindelijk als een volwaardige steenuil door een raam de nacht in.6
JPFK

72
Peter Vos (1935-2010)
Drie pareldwerguilen, 1980
Private collection

122
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Ascalaphus tot ransuil, 25 augustus 2004
Private collection

124
Peter Vos (1935-2010)
Twee ransuilen en een velduil, 28 november 1981
Private collection

125
Peter Vos (1935-2010)
Steenuilen, 1978
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-P-2010-221-2162

126
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Nyctimene tot steenuil, 7 maart 2003
Private collection

127
Peter Vos (1935-2010)
Tereus, 1986
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-P-2010-222-1660

128
Peter Vos (1935-2010)
Nyctimene, 24 juni 2003
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-2010-56-45

129
Peter Vos (1935-2010)
Nyctimene, 15 juli 2003
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-2010-56-12

130
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Nyctimene tot steenuil, 28 juli 2003
Private collection

131
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Nyctimene tot steenuil, 29 augustus 2003
Private collection
Notes
1 In de gedrukte uitgave zijn de met pen geschreven teksten bij de tekeningen (jammer genoeg) in drukletters veranderd. Zie voor de inleiding: Vos, pp. 5, 7 (ongenummerd). De afbeeldingen van vogels, vrijstaand gemaakt, hebben ten opzichte van de originelen veel van hun nuances in grijze tonen verloren.
2 Vos 1980, de kerkuil: p. 16, de sneeuwuil: pp. 48, 60, 124, de dwergooruil: p. 42, de steenuil: pp. 88, 122, 136, de witwangdwergooruil: p. 134.
3 Ibidem, p. 88 en p. 136.
4 In zijn dagboek van 19 april 1980 schreef Vos dat hij hierop opmerkzaam werd gemaakt tijdens een signeersessie van het net verschenen boek.
5 In de tentoonstelling van aquarellen van Peter Vos bij Galerie Petit in Amsterdam, 23 maart - 13 april 1985, waren 18 tekeningen van uilen, vier met Ascalaphus en één met Tereus opgenomen;, evenals vijf versies van het Gevecht met de engel.
6 Van de tekening met de compositie in de hoogte, gedateerd 2 augustus is de verblijfplaats onbekend.