ABC Peter Vos

RKD STUDIES

XIII – De gedaantewisseling van Ascalaphus

Ascalaphus, een geest of tuinman uit de onderwereld, is door enkele antieke schrijvers vereeuwigd als een verklikker.1 Hij speelde een betreurenswaardige rol in de machtsverhouding tussen Hades (Pluto), de god van de onderwereld, en Proserpina (Persephone) die door deze god naar zijn duistere dodenrijk was ontvoerd. Hades was bereid, daartoe aangemaand door zijn broer Jupiter, haar op een goed moment weer vrij te laten, op voorwaarde – en daarvoor beriep hij zich ‘op een vaste wet der Schikgodinnen’ – dat ze tijdens haar gevangenschap geen enkele vorm van voedsel had aangeraakt.2

Helaas had Ascalaphus gezien, zo vertelt Ovidius, dat Proserpina een ‘granaatvrucht van een laaggebogen tak [had] geplukt en daarna zeven pitten uit de roze schil gepeuterd’. Hij ‘verraadt haar en ontneemt haar wreed de kans op terugkeer’. Dit nu kwam de verklikker op een ingrijpende metamorfose te staan. Proserpina’s moeder Demeter vormde hem om tot ‘onheilsvogel, druppelt op zijn hoofd Phlegethon-water, waardoor snavel, kuif en grote ogen ontstaan’. Bruine vleugels krijgt hij ook nog, en een brede kop en klauwen met kromme nagels.3
Vos produceerde in 1986 een steendruk met dit thema voor de jubilerende firma Albert Heijn (afb.116).4 Hij liet de straf van Ascalaphus zich langs een denkbeeldige diagonaal in vier fasen voltrekken. Door de figuur al in het tweede stadium, waarin deze nog gedeeltelijk antropomorfe ledematen bezit, de lucht in te sturen, drukt de gedaantewisseling in litho een zekere mate van snelheid uit.5

De mythe van Ascalaphus was voor de kunstenaar vooral attractief omdat de verraderlijke tuinman zijn straf in uilengedaante moest ondergaan. Uilen werden door Vos hooggeschat. ‘Van alle vogels zijn de uilen mijn favorieten’, was zijn commentaar bij de prent. ‘Hun geruisloze vliegen, en hoe hun scherpe wapens verstopt zijn in hun zachte veren. Ik dacht, ik ga dat prachtige oude mannetje de lucht in laten springen. Tot hij eindelijk los is van de aarde en heerlijk zweeft’.6

Vos bracht Ascalaphus eveneens met pen en penseel in beeld, aan de hand van Ovidius, maar ook wel eens op grond van eigen fantasie. Zo blijkt de verrader op een in blauw, grijs en bruin gewassen pentekening uit 1984 zijn hoofd kwijt te zijn en zweeft er een omineuze uilenkop boven zijn hulpeloze lichaam (afb. 117).7 Bijna twintig jaar later, in het bijzonder in 2003, wierp Vos zich opnieuw en met groot enthousiasme op bepaalde verhalen uit Ovidius’ Metamorfosen. Daarbij toonde hij een duidelijke voorkeur voor gedaantewisselingen die van een mens een vogel maken, waaronder diverse interpretaties van de Ascalaphus-mythe (afb. 118-123).

Aan een 12 januari 2003 gedateerde schets voegde hij twee verzen uit de Metamorfosen toe, verzen waarin de door hem geliefde vogel in weinig lieflijke bewoordingen wordt gekarakteriseerd: foedaque fit volucris, venturi nuntia luctus,/ignavus bubo, dirum mortalibus omen (Hij is een lelijk vogeldier, bode van naderend onheil, de boze nachtuil, tranenbrengend teken voor de mens’).8 Boven het hoofd van Ascalaphus, die ook hier als een ‘oud mannetje’ is gepresenteerd, zien we de hand van Demeter water uit de Phlegethon, een van de vijf rivieren van de onderwereld, op diens hoofd druppelen, met alle gevolgen van dien (afb. 118). Evenzo gebeurt dat op de tekening van 5 oktober 2003 (afb. 119). De beide werken verschillen van elkaar in aantal figuren maar ook wat compositie en kleur – dominant roze en geel tegenover blauw en bruin – aangaat.

Op twee andere uitbeeldingen van Ascalaphus’ uilengang ontbreekt Demeters katalyserende hand, maar voor de tenuitvoerlegging van de straf blijkt dat geen belemmering (afb. 120-121). Voor het 16 oktober gedateerde blad werd gebruik gemaakt van het ovale schema dat Vos al in de jaren zestig toepaste, in zijn tekeningen van strijdende griffioenen.9

Ter gelegenheid van de 65ste verjaardag van zijn jeugdvriend, de componist Louis Andriessen, tot wiens omvangrijke oeuvre diverse zangstukken behoren, tekende Vos het gewraakte personage in een vergevorderd stadium van metamorfose, bezig zijn nieuwe stem te beproeven (afb. 123). Ondanks de vernietigende typering van Ovidius was Ascalaphus voor de tekenaar kennelijk een schurk die in beeldende vorm nog wel als geschenk kon dienen.
EdeJ

1116
Peter Vos (1935-2010)
Ascalaphus, 1986
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-P-2010-222-1659


117
Peter Vos (1935-2010)
Ascalaphus, 6 november 1984
Private collection


118
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Ascalaphus tot ransuil, 12 januari 2003
Private collection


119
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Ascalaphus tot ransuil, 5 oktober 2003
Private collection


120
Peter Vos (1935-2010)
Ascalaphus, 7 oktober 2003
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-2010-56-7


121
Peter Vos (1935-2010)
Ascalaphus, 16 oktober 2003
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-2010-56-6


122
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Ascalaphus tot ransuil, 25 augustus 2004
Private collection


123
Peter Vos (1935-2010)
Ascalaphus probeert zijn nieuwe stem, 6 juni 2004
Private collection


Notes

1 Graves I, pp. 91-92; Der Kleine Pauly, Band 1, kol. 641.

2 Ovidius/d’Hane-Scheltema, V, 509-550.

3 Ibidem, 543-550. De uilensoort die bekend staat als woestijnoehoe is naar Ascalaphus vernoemd: bubo ascalaphus.

4 Zie voor deze opdracht, XII; Pierre Janssen, Het dagelijks leven. 100 kunstwerken van / voor een honderdjarige, z.p. 1986, nr. 89.

5 De Jongh 1995, p. 50.

6 Geciteerd uit Janssen, op. cit., nr. 89.

7 De Jongh 1995, pp. 52-53.

8 Ovidius/d’Hane-Scheltema, V, 549-550.

9 Zie V, p. 000.