ABC Peter Vos

RKD STUDIES

XII – De gedaantewisseling van Tereus

In 1986 bestond de firma Albert Heijn honderd jaar en ter gelegenheid daarvan mochten de vele duizenden werknemers een litho, ets of zeefdruk uitkiezen die door vijfentwintig speciaal voor het doel uitgenodigde kunstenaars waren gemaakt. De prenten, honderd in totaal maar in grote oplagen vermenigvuldigd, werden alle in een jubileumboek gereproduceerd. Vos droeg aan het geheel vier litho’s bij, waarvan twee gebaseerd op de Griekse mythologie, de metamorfose van Ascalaphus en de metamorfose van Tereus (afb. 6).1 Met de laatstgenoemde figuur heeft hij zich meermalen beziggehouden, doorgaans gewapend met pen en penseel en onder ongedwongen begeleiding van Ovidius (afb. 106, 108-111).2

Het ijzingwekkende verhaal van de Thracische koning die zijn schoonzuster Philomela verkracht en haar vervolgens de tong uitrukt, wordt uitvoerig verteld in het zesde boek van de Metamorfosen. Het behoort tot de oudste legenden van de westerse wereld en is ook bekend door diverse bewerkingen en varianten uit latere tijden.3 In Ovidius’ versie en in die van sommige andere auteurs veranderen de drie hoofdpersonen na veel gruwel en wraak tenslotte allen in vogels, Philomela in een nachtegaal, Procne, de vrouw van Tereus en zuster van Philomela, in een zwaluw, en Tereus zelf in een hop, een reebruine vogel met zwart en wit gestreepte banden over zijn vleugels en staart, een kuif van lange, toespitste veren en een aanzienlijke snavel (afb. 112-215).4
Als vogelliefhebber liet Vos zich niet zozeer inspireren door de in de legende opgediste misdadigheid, als wel door het feit dat de misdadiger voor straf in een hop werd omgetoverd. Maar de inspiratie ging wel gepaard met enige verwondering: ‘Raar, om iemand voor straf in een vogel te veranderen’, zo vond hij. ‘Ik zou daar altijd voor tekenen’.5 De spectaculair uitziende hop is door hem ook wel buiten mythologische sfeer op papier gezet (afb. 105, 107).

Tereus kon in één specifieke fase van zijn gedaantewisseling worden voorgesteld, maar eveneens in een aantal opeenvolgende fasen. Vos legde een zekere voorkeur aan de dag voor het tonen van bij elkaar aansluitende momenten van verandering. Tenslotte had ook Ovidius een aantal van zijn metamorfosen zo beschreven, stap voor stap, alsof het om een natuurlijke ontwikkeling ging. ‘De goden’, zei de tekenaar ooit, ‘konden zo’n gedaantewisseling waarschijnlijk in een seconde laten gebeuren, maar ik vind het overtuigender, en ook meer organisch, om het in stadia uit te beelden’. 6
Op de litho uit 1986 die aan de straf van Tereus is gewijd, begint de transformatie rechts onderaan, bij de angstig gehurkte man die zijn geslachtsdeel met de hand probeert te beschermen. Zijn lichaam is nog geheel intact, maar drie als pijlen op zijn haardos afgeschoten veren doen vermoeden wat hem dadelijk te wachten staat. Klauwen, vlerken en snavel verrichten in de volgende drie stadia hun mensonterende werk en in het laatste stadium zien we de volledig tot hop herschapen figuur de lucht in vliegen. Vos stelde er prijs op het fabuleuze proces een zekere logica te verschaffen. ‘Een vogel heeft vier tenen, een mens vijf. Dus je moet langzaam een teen laten wegslinken en de grote teen naar achteren draaien. De benen moeten natuurlijk veel dunner worden. En aan zijn borst moet een kam, voor de vliegspieren’. Achter deze eenvoudige toelichting schuilde inzicht in de transformatie van diersoorten en een redelijke kennis van de paleontologie, deels gebaseerd op boeken van Stephen Jay Gould en Richard Dawkins, voor een tekenaar van gedaantewisselingen profijtelijke bagage.7

Ter gelegenheid van de zeventiende verjaardag van zijn zoon, in 1984, verbeeldde Vos de straf van Tereus in zeven afzonderlijke tekeningen, vervat in leporellovorm en getiteld Met Amor Fose voor Sander. De reeks is voorzien van een colofon met een tekst in vaderlijke toonzetting (afb. 108). Hierin wordt ook gerept van de ‘vreemde verandering de heer T te D overkomen’. Het colofon behelst tevens een ornithologische bijzonderheid: ‘De koning van Daulis bleek, veranderd, een welluidende stem te hebben, maar riep daarmee steeds hetzelfde drieletterwoord’ – wat slaat op de drielettergrepige zang van de hop, die klinkt als oep-oep-oep.8
In 2003 tekende Vos nogmaals dezelfde gedaantewisseling, met Tereus in zesvoud, nu weergegeven in een gesloten rij, deels op de grond, deels in de lucht, een compositie die voor de beschouwer, meer dan de andere series, iets van de snelheid oproept waarmee de vogelwording zich voltrekt (afb. 110). In zijn karakteristieke handschrift voegde de kunstenaar er de laatste drie regels van het berijmde relaas van Ovidius aan toe:

vertitur in volucrem, cui stant in vertice cristae.
prominet impudicum pro longa cuspide rostrum;
nomen epops volucri, facies armata videtur.

In het soepele Nederlands van M. d’Hane-Scheltema: [Tereus …] werd ook een vogel, één met op zijn kop een hoge kuif; zijn uitgestoken zwaard is nu een meer dan lange snavel, zijn naam is Vogel Hop, hij ziet er heel strijdvaardig uit’. 9 Haar vertaling en ook andere vertalingen doen enige argwaan rijzen over het door Vos gebezigde woord ‘impudicum’. En inderdaad, bij Ovidius blijkt geen ‘impudicum’ (ontuchtig) te staan maar ‘inmodicum’ (onmatig groot, in dit geval ‘meer dan lang’).
Het is niet het enige woordgrapje dat Vos zich permitteerde. Ook de in drie parten opgebroken titel van de aan Tereus gewijde leporello Met Amor Fose is niet geheel onschuldig.
EdeJ

105
Peter Vos (1935-2010)
Brief met etende hop aan Ennie en Kees, 7 mei 1980
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-2010-56-24


106
Peter Vos (1935-2010)
Tereus, 1986
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-P-2010-222-1660


107
Peter Vos (1935-2010)
Titelblad van 'Het eiland Hop', 1963
Private collection


108
Peter Vos (1935-2010)
Naakte man, 31 januari 1984
Private collection


109
Peter Vos (1935-2010)
Schetsblad met metamorfose van Tereus, februari 1973
Private collection


110
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Tereus tot hop, 13 januari 2003
Private collection


111
Peter Vos (1935-2010)
Knielende Tereus, 21 juli 1981
Private collection


112
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Procne tot zwaluw, 6 januari 2003
Private collection


Notes

1 Pierre Janssen, Het dagelijks leven. 100 kunstwerken van / voor een honderdjarige, z.p. 1986, nrs. 89 en 92. Voor Ascalaphus, zie XIII, pp. 000-000.

2 De Jongh 1995, pp. 48-51.

3 Zoals bijvoorbeeld te vinden in Shakespeares Titus Andronicus, Act II, sc. iii en iv, Act IV, sc. 1; en T.S. Eliot, The waste land. A facsimile and transcript of the original drafts … ed. V. Eliot, Londen 1971, pp. 11 en 17. Zie tevens Gilbert Highet, The classical tradition, Oxford 1949, pp. 61 en 514; en vooral Leonard Barkan, The gods made flesh. Metamorphosis & the pursuit of paganism, New Haven / Londen 1986, pp. 59-63, 243-247.

4 In schetsboek Metamorphosen … voor Saïda (2003), pp. 25-30, 33-34, 69-70. Ovidius / d’Hane Scheltema 1993, VI, 421-674. De hop heeft een schitterend voorkomen, maar verspreidt een afgrijselijke stank, reden waarom hij in de volksmond wel werd aangeduid als drekhaan of schijtkop. Of die stank ooit geassocieerd is met de vuile geest van Tereus, is niet bekend.

5 Janssen, op. cit., nr. 92, commentaar.

6 De Jongh 1995, p. 50.

7 Zie noot 5. Sander Vos vestigde onze aandacht op de paleontologische belangstelling van zijn vader.

8 In ‘Herinneringen aan D. Hillenius’, Hollands Maandblad 1987, nrs. 5 en 6, droeg Vos een reeks tekeningen bij van mythologische figuren, waaronder ook Tereus wiens gedaantewisseling zich hier in vier fasen voltrekt.

9 Ovidius-d’Hane Scheltema, VI, 672-674.