ABC Peter Vos

RKD STUDIES

VI – Spelen met Pegasus

Van Mark Rothko stamt de uitspraak ‘The subject of the painting is the painting’. Vos had weinig waardering voor het werk van deze Amerikaanse schilder maar dat staat geheel los van het feit dat Rothko’s opmerking mutatis mutandis eveneens geldt voor talloze van Vos’ schetsen en tekeningen uit zijn vroege jaren: het onderwerp van de tekening was de tekening, of beter gezegd het tekenen op zichzelf. Aan het begin van de jaren zestig experimenteerde Vos met allerlei – vooral hybride – creaturen, voornamelijk met het doel hun eigenheid en anatomie goed in de vingers te krijgen. Een hele stapel schetsboeken werd vol getekend met griffioenen, centaurs, harpijen en gevleugelde paarden of met aanzetten daartoe.1 Meer om vorm ging het dan om inhoud (afb. 64).
Van het gevleugelde paard Pegasus bestaat strikt genomen maar één exemplaar, voor de jonge Vos echter bestonden pegasussen in meervoud. En bij zijn oefeningen in vorm, compositie en beweging konden gevleugelde paarden evengoed dienst doen als griffioenen of andere hybriden. In juni 1963 publiceerde hij in Hollands Maandblad een pentekening van zes pegasussen in verschillende houdingen, die in klassieke ordening tegen een decor van bomen en gewas zijn gesitueerd (afb. 65).2 Op de keerzijde van het blad pende hij een kattebelletje bestemd voor de redacteur van het maandblad: ‘De tekeningen hierbij [ … ] zijn als vulling bedoeld en naamloos’. Dat wijst er eens temeer op dat de eigenlijke betekenis van Pegasus, verbonden aan een Griekse mythe, hier niet aan de orde was.
Dat Vos geenszins een pure vormkunstenaar was, behoeft geen betoog. Gaandeweg zou inhoud als element van zijn werk in sterke mate aan gewicht winnen, wat ongetwijfeld samenhing met zijn grote literaire belangstelling.3 Ook was hij, al vanaf zijn jongensjaren, zo gefascineerd door de Griekse mythologie dat het vreemd zou zijn geweest indien hij Pegasus, het goddelijk huisdier van de Muzen, nooit als betekenisdrager zou hebben uitgebeeld. Maar dat gebeurde pas in een laat stadium en op een onklassieke wijze, namelijk als symbool van het dichterlijk genie, een taak die vooral door renaissancedichters aan het gevleugelde paard was toebedeeld.4

64
Peter Vos (1935-2010)
Studie van een Pegasus, ca. 1962
Private collection

65
Peter Vos (1935-2010)
Springende Pegasus, 1963
Den Haag, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr. TEK-1972-0355

Daarbovenop liet Vos de naar poëzie verwijzende Pegasus ook nog eens een rol vervullen die het dier, altijd met heroïek omgeven, vrijwel zeker nooit eerder had vervuld, de rol van slachtoffer.5 Weergegeven is een in een toog gezeten naakte, buitengewoon corpulente man die in zijn ene hand een pen vasthoudt, terwijl hij met de andere hand, hoog boven zijn hoofd geheven, een kleine Pegasus aan de achterhoeven optilt (afb. 66).6 Een metamorfose op zichzelf: ooit een fier ros, nu een miezerig scharminkel. Wie verder ziet dat het bungelende paardje een wond in zijn linkerzijde vertoont en onmiskenbaar dood is, bespeurt ook dat er bloed aan de door de vetzak gehanteerde pen kleeft.
De tekening draagt als onderschrift ‘boekenmepper met vers debuut’, waarmee verduidelijkt wordt dat het hier om een literair criticus gaat die met zijn dodelijke schrijftuig een eersteling van een jonge dichter heeft vermorzeld. Het was niet de enige keer dat Vos zijn pen als floret tegen een criticus hanteerde.7 Zijn uitvallen, talrijk waren ze niet, werden altijd met lichtvoetigheid geëffectueerd.
EdeJ

66
Peter Vos (1935-2010)
Boekenmepper met vers debuut, 4 mei 1999
Private collection


Notes

1 Een aantal van deze vroege schetsboeken werd aangekocht door het Rijksprentenkabinet in Amsterdam.

2 Hollands Maandblad, Nummer 191, juni 1963.

3 Van die belangstelling getuigen al vroeg de poëtische pastiches die hij schreef, in de trant van onder anderen Homerus, Heine, Verlaine en Marsman, in het boek dat hij op negentienjarige leeftijd voor zijn vader maakte, Hommage à C.J. Vos, waarin getekende pastiches in de stijl van beroemde kunstenaars de hoofdschotel vormen. Twee jaar eerder stelde hij Het eerste boek Vos samen, met elf getekende pastiches. Zie De Jongh 1995, pp. 54-60, 62.

4 Der Kleine Pauly, Band 4, kol. 582-583; Claudia Brink, ‘Pegasus and the arts. An introduction’, in: Claudia Brink en Wilhelm Hornbostel (red.), Pegasus and the arts,  München 1993, pp. 11-25, i.h.b. 18-23; en Gregor J.M. Weber, ‘Oats for poets, winged asses and the artists’s Parnassus. Pegasus in the Netherlands’, in: ibidem, pp. 70-92.

5 Over Pegasus en het heroïsche, zie ‘Pegasus and the heroes’, in: ibidem, pp. 160-196.

6 De Jongh 2002.

7 7  Zie Ferdinandusse et al., p. 147. Waarschijnlijk had Vos geen specifieke criticus op het oog, maar ging het hem om de soort.