I / II – Diverse centauren
Niemand zal willen betwisten dat in de oudheid de ethiek en het gedrag van centauren – monsters met een menselijk hoofd en bovenlichaam gecombineerd met een paardenromp en paardenbenen – danig te wensen overliet. In het twaalfde hoofdstuk van de Metamorfosen beschrijft Ovidius op gedetailleerde wijze de bloedige strijd tussen de woeste centauren en de edele Lapithen, beide bergvolken uit Thessalië. Ruim driehonderd hexameters, uitpuilend van gruwelijkheden, meende de Romeinse dichter aan deze zogeheten Centauromachie te moeten wijden.1
De strijd ontbrandde tijdens het huwelijksfeest van Peirithous, zoon van Ixion, de koning der Lapithen, toen de centauren zich vergrepen aan de mooie bruid en aan andere vrouwen. De meest barbaarse van hen, Eurytes (Eurytion), beet het spits af voor de uitspatting. Hij was, zoals Ovidius schrijft, ‘door de wijn én de verschijning van de bruid in vuur en vlam geraakt’. Waaraan de dichter toevoegde: ‘dubbel dronken-zijn doet wellust heersen’ (et ebrietas geminata libidine regnat).2 Voor de agressors zou het niet goed aflopen. De centauren werden uiteindelijk door de Lapithen verslagen, mede dankzij het interveniërend optreden van Theseus.
Het legendarische conflict tussen de Lapithen en centauren, een conflict tussen beschaving en barbarij, werd in de klassieke Griekse kunst onder meer uitgebeeld op metopen van het fries van een aantal tempels, waaronder het Parthenon en de Zeustempel in Olympia.3 In de Renaissance was het Botticelli die op een beroemd geworden schilderij Minerva (Pallas Athene) naast een centaur positioneerde als beeld van morele superioriteit ten opzichte van de lagere hartstochten (afb. 19).4 De symboliek van goed en kwaad, van deugd en ondeugd, die de bewuste iconografie aankleeft, zou eveneens met woorden worden uitgedragen, ook in latere tijden en vaak met nadruk op het kwaad. Den oncuyschen Mensch, wort by den Centaure beteyckent’, schreef Karel van Mander in 1604. Want [ … ] alle Mensch is geen Mensch: want een die hem tot ondeught begheeft, is een Peerd mensch.5

19
Sandro Botticelli
Minerva en de centaur, ca. 1485-1490
Florence, Galleria degli Uffizi

20a
Peter Vos (1935-2010)
Steigerende centauren, ca. 1962
Whereabouts unknown

20b
Peter Vos (1935-2010)
Vechtende centauren, ca. 1962
Whereabouts unknown
Toch is er door sommige auteurs ook minder hard over het gewraakte monster geoordeeld. In haar Harry Potter-boeken laat J.K. Rowling centauren zelfs een tamelijk positieve rol vervullen. Anderzijds kan het niet verbazen dat er ook auteurs zijn geweest die de hele existentie van het paardmens als een verzinsel verwierpen. Al in de eerste eeuw voor onze jaartelling sloot de rationele Lucretius het bestaan van de centaur categorisch uit, juist op grond van de veronderstelde hybriditeit. Want, zo redeneert Lucretius in zijn De rerum naturae, terwijl een paard in zijn derde jaar volwassen is, is een mens van die leeftijd nog nauwelijks het zuigelingenstadium voorbij. Die gaan dus moeilijk samen.6
Mocht Vos vertrouwd zijn geweest met wat Lucretius over het fenomeen centaur ten beste geeft, dan heeft die kennis hem geenszins van de paardmensen afgehouden. Integendeel, ze blijken in zijn oeuvre ruimschoots aanwezig en tonen verschillende aanzichten. Soms hebben ze een mensenhoofd, soms een menselijke fysionomie met paardachtige trekken en soms een paardachtige fysionomie met menselijke trekken (afb. 21, 28). Een aantal van hen is gedomesticeerd, een goed aantal andere onderscheidt zich zonder terughoudendheid door vechtlust. Maar in plaats van te vechten tegen hun traditionele vijanden, de hoogstaande Lapithen, vechten deze centauren uitsluitend met elkaar. Hier slaat Vos dus, zoals vaker, een eigen weg in.
Een schetsboek uit 1961 bevat enkele ruwe maar zeer suggestieve schetsen van steigerende centauren die elkaar heftig bedreigen maar nog net niet aanraken (afb. 20a-b). Kort daarop maakte Vos een aantal meer uitgewerkte tekeningen, zowel met pen als met penseel, van agressieve centauren die elkaar steigerend in de haren of naar de keel vliegen (afb. 21). Van dergelijke krachtmetingen zouden er in latere perioden nog vele volgen, rond de jaren 2000 en 2001 vooral als studiebladen waarop de kunstenaar een diversiteit aan houdingen en lichamelijke confrontaties op fraaie wijze heeft uitgeprobeerd (afb. 26, 27). Verder verschijnen er paardmensen in brieven, onder anderen bestemd voor de vrouw die zijn echtgenote zou worden (afb. 22, 23), en voor de Amsterdamse drukker Piet Clement (afb. 24). De (nooit verzonden) brief aan Clement, gedateerd 5 maart 1988, bevat een tekening van een stal met een centaur en zeven op centaurvijgen beluste mussen, waaraan een zin werd toegevoegd, die voor tweeërlei uitleg vatbaar is: ‘in deze stal wordt gedrukt tot algemeen genoegen’.
Het blad voor Clement behoort wat karakter betreft bij een aantal andere tekeningen van gedomesticeerde centauren met komische inslag. Zoals bijvoorbeeld de centauren die zijn ondergebracht in een dierentuin, of de brildragende centaur die een kar met boeken voorttrekt, of de centaur die Vos in 1997 tekende voor het omslag van de bundel Alles verandert. Opstellen voor en over J. Goudsblom (afb. 25). Laatstgenoemd specimen draagt op zijn rug een hybride figuur met een tegenovergestelde rangschikking van lichaamsdelen – hij werd uitgerust met een paardenkop en een mensenlichaam. Een Vossiaans chiasme. Afgezien van zijn toespeling op de titel, liet de tekenaar hier nog eens het genoegen blijken dat hij aan omkeringen kon beleven.
II – Niet-Ovidiaanse centauren
Aan het nummer van Hollands Weekblad van 7 november 1962 droeg Vos een reeks van vier pentekeningen bij die een gedaantewisseling van mens tot centaur laten zien en die hij, met inwisseling van de c voor een g, als ‘Gentauromachie’ betitelde (afb. 30).7 Deze metamorfose komt bij Ovidius niet voor, maar werd door Vos zelf bedacht. Van een machè, een strijd met tegenstanders, zoals de antieke paardmensen met fanatisme voerden, is hier geen sprake.8 Maken we gebruik van de mogelijkheid die het Latijn biedt om het woord ‘gens’ (waarmee Vos tot ‘Gentauromachie’ kwam) te vertalen als individuele vertegenwoordiger van een stam of volk, dan zouden we van zelfstrijd kunnen spreken. De zelfstrijd van iemand die – in dit geval via een spiegel – zichzelf als centaur ontdekt, de belichaming van het kwaad. Eenmaal volledig omgevormd tot paardmens, vreet hij uit verbijstering en dépit zijn spiegel op.

21
Peter Vos (1935-2010)
Vechtende centauren, 1963
Private collection

22
Peter Vos (1935-2010)
Brief aan Saïda met tekening van een centaur, 17 april 1987
Private collection

23
Peter Vos (1935-2010)
Brief aan Saïda met tekening van een centaur, 14 december 1987
Private collection

24
Peter Vos (1935-2010)
Brief aan Piet Clement met tekening van een centaur in een stal met mussen, 5 maart 1988
Private collection

25
Peter Vos (1935-2010)
Omslag van de bundel 'Alles verandert. Opstellen voor en over J. Goudsbloem', Amsterdam (Meulenhoff) 1997, 1997
Private collection

26
Peter Vos (1935-2010)
Studieblad met centauren, 2 oktober 2001
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-2010-56-1

27
Peter Vos (1935-2010)
Studieblad met vechtende centauren, 12 augustus 2001
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-2010-56-2
Ruim dertig jaar later, in mei 1993, tekende Vos voor Hollands Maandblad vijf kleine voorstellingen van een centaur die een slagschaduw op een nauwelijks gemarkeerde wand werpt (afb. 30a, b, c, d). Het zijn tekeningen waarin de natuur op een onvoorziene manier geweld wordt aangedaan. In de fractie van een seconde waarop de schaduwen gestalte krijgen, voltrekt zich een metamorfose en ontaarden de centauren in menselijke gedaanten. Fantomen is wellicht een beter woord voor de enkelvoudig gearceerde silhouetten. De formele parallel tussen mens en monster in drie van de tekeningen is even raak uitgebeeld als de asymmetrie in de twee andere: de straal urine tegenover de bellenblazer en het vreten uit de ruif tegenover het drinken uit de fles.

28
Peter Vos (1935-2010)
Liggende centaur, 15 augustus 2001
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-2010-56-44
Vos ging hier opnieuw als een alter Ovidius te werk. Natuurlijk – in de Metamorfosen is immers alles mogelijk – hadden de in slagschaduw gevatte veranderingen heel goed door de Romeinse dichter beschreven kunnen worden. Als hij maar op het idee was gekomen. Paardmensen worden in zijn boek trouwens in het geheel niet aan de gevaren van gedaantewisseling blootgesteld.

30a
Peter Vos (1935-2010)
Gentauromachie, november 1962
Private collection

30b
Peter Vos (1935-2010)
Gentauromachie, november 1962
Private collection

30c
Peter Vos (1935-2010)
Gentauromachie, november 1962
Private collection

30d
Peter Vos (1935-2010)
Gentauromachie, november 1962
Private collection
Er is nog een zesde tekening in het geding. Die staat op de voorpagina van het desbetreffende nummer van Hollands Maandblad en fungeert in zekere zin als sleutel tot nader begrip van de vijf centaurvoorstellingen binnenin. Een vos houdt een tekstbord vast en probeert tegelijk een paard in de vorm van een schaakstuk iets te eten te geven (afb. 31a). Op het bord zijn een Grieks woord, een niet-klassiek Latijns woord en een kleine proeve van cryptologie aaneengeregen: ‘Alopex’ Associarium / Afl. Zoveel: / Het HET en zijn overschaduw: ik’. Wat vrij vertaald ongeveer het volgende oplevert: ‘Vos’ opslag van verbindende denkelementen, Aflevering Zoveel: Het Id en zijn superego: ego’. De laatste woorden verwijzen uiteraard naar de structuur van de menselijke psyche volgens de theorie van Freud.
De slimme Alopex ging het onmiskenbaar om een aankondiging van satire, en wel satire die bewust of onbewust aansluit bij de bezwaren tegen Freud van de essayist Karel van het Reve, een goede bekende van de tekenaar, zoals in enkele toen recente artikelen geformuleerd.9 In dit verband is het ook zinvol om te weten dat Freud van bevoegde zijde ooit het verwijt heeft gekregen dat hij er ‘a centaur model of human nature’ op nahield, hoewel dit concept deels ook instemming verwierf.10
Een centaurisch model van de menselijke natuur, oftewel de mens als afschaduwing van de centaur, als twijfelachtig schepsel, maar dan in de satirische modus, is dat eigenlijk niet wat door Vos werd samengebald in de centauren die menselijke schaduwen laten vallen? 11 Het is in elk geval ambigue iconografie, zeker vergeleken met die van de reeks uit 1962, waar de man met de spiegel zich veel eenduidiger tot de centaur verhoudt. EdeJ

31a
Peter Vos (1935-2010)
Centauren die schaduwen werpen in de vorm van menselijke figuren, mei 1993
Private collection
Notes
1 Ovidius/d’Hane-Scheltema, XII, 210-537
2 Ibidem, XII, 221. Naast al de rouwdouwende centauren bestond er in de wereld van de mythen één goede centaur. Deze beschaving brengende Chiron heette de leermeester te zijn geweest van onder anderen Hercules en Achilles. Zie Moormann & Uitterhoeve, p. 150.
3 Ibidem, XII, 221. Naast al de rouwdouwende centauren bestond er in de wereld van de mythen één goede centaur. Deze beschaving brengende Chiron heette de leermeester te zijn geweest van onder anderen Hercules en Achilles. Zie Moormann & Uitterhoeve, p. 150.
4 Phyllis Pray Bober en Ruth Rubinstein, Renaissance artists & antique sculpture. A handbook of sources, Londen 1987, pp. 180-182.
5 Karel van Mander, Van de wtbeeldingen der figueren, in: Het schilder-boeck , Haarlem 1604, fol. 128v.
6 Lucrèce, De la nature (Alfred Ernout, red.), II, Parijs 1948, 883-886.
7 Ovidius/d’Hane-Scheltema, XII, 210-537.
8 Charlton T. Lewis and Charles Short, A Latin dictionary, ed. Oxford 1975, p. 808.
9 Karel van het Reve, ‘Dr. Freud en Sherlock Holmes’, in: idem, De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen, Amsterdam 1987, pp. 29-38; en Karel van het Reve, ‘Dromen met Freud’, in: De ondergang van het morgenland, Amsterdam 1990, pp. 152-160.
10 In zijn Het kind en de samenleving, Utrecht-Antwerpen 1974, p. 181, schreef de psycholoog Erik H. Erikson naar aanleiding van Freuds theorie over het beestachtige ‘id’ in eeuwige strijd met het ego en superego: ‘De naam “id” duidt natuurlijk op de veronderstelling dat het ego zich aan deze onpersoonlijke, bestiale laag gekluisterd ziet als een centaur aan zijn paardepoten, behalve dan dat het ego deze toestand als een gevaar ziet, terwijl de centaur er het beste van tracht te maken’.
11 Schaduw speelt als fenomeen al sinds Plato en opnieuw sinds het neoplatonisme een rol in de filosofie en later eveneens in de psychologie. Vaak gold schaduw, niet anders dan de centaur, als uitdrukking van de duistere kant van de menselijke natuur – het id van Freud, geleid door het lustprincipe.