ABC Peter Vos

RKD STUDIES

XI – De roof van Europa

De oppergod Zeus (of Jupiter) die in de gedaante van een witte stier de Fenicische koningsdochter Europa ontvoert, is een vast genesteld thema in de westerse iconografie. Het ontstaan ervan ligt ergens in de Griekse oudheid en in de loop der eeuwen zijn er duizenden voorstellingen van gemaakt, uitgevoerd in alle denkbare kunstvormen (afb. 96).1 Moderne beeldhouwwerken in de openbare ruimte van verschillende Europese steden tonen aan dat het thema nog steeds reçu is. Aan de vermaardheid van de roof van Europa hebben prozaschrijvers en dichters eveneens het nodige bijgedragen. Dat er bij al die belangstelling verschillende interpretaties op de beide personages zijn losgelaten, kan geen verbazing wekken. Zo werd in middeleeuwse traktaten de stier wel als Christus geduid en Europa als de menselijke ziel die opstijgt tot God.2 Vandaag de dag draait het, minder metafysisch, vooral om de verbinding tussen iconografie en politiek ideaal dan wel tussen iconografie en politieke afkeer.
Volgens antieke auteurs speelde de scène zich af aan het strand in Tyre (in het huidige Libanon) waar Europa zich met een groep vriendinnen vermaakte. Daar verscheen de prachtige stier, de persona van de testosteronrijke god, wiens wellustig oog onmiddellijk door Europa werd gestreeld. Zijn charme bleek onweerstaanbaar. Toen hij zich voor haar voeten neervlijde klom het meisje zelfs op zijn rug, waarna het dier oprees en er spoorslags met zijn begeerde last vandoor ging, rechtstreeks de zee in. Een bovennatuurlijke zwemslag (het heet dat de stier op de golven galoppeerde) voerde hen naar Kreta, waar Zeus zijn eigen gedaante weer zou aannemen. Daarna verwekte hij drie zonen bij haar.3

Bij Vos kreeg het thema een zeer afwijkende uitvoering. Op de rug van de stier tekende hij niet alleen Europa, maar ook – als krioelende massa – al haar vriendinnen, zonder uitzondering van kleding verstoken (afb. 100-103).4 De reden hiervoor was niet uitsluitend artistiek. Hoewel hij geen nationalist was noch kon bogen op monetaire scholing, hing zijn ingreep in de traditionele iconografie vooral samen met zijn persoonlijke scepsis over de euro. In de reeks tekeningen van Europa en de stier, die hij tussen 1999 en 2001 maakte, gaf hij krachtig uitdrukking aan die scepsis. Aan een van de bladen voegde hij een citaat uit Ovidius toe: non bene conveniunt nec in una sede morantur / majestas et amor … (Liefde en majesteit, en die in één persoon – dat treft vaak slecht) (afb. 100).5
Anders dan de gangbare voorstelling van één prinses op de stier, die men met enige goede wil de eenheid van het oude continent kan laten symboliseren, verwijst de kluwen van naakten naar Europese landen die elkaar boekhoudkundig de maat nemen, een situatie die gaandeweg steeds werkelijker zou worden. De tekenaar kwam er dicht mee in de buurt van de politieke prent.6
Veelzeggend in dit verband is ook Vos’ getekende ontwerp voor een kleine platte penning uit 2000, uitgevoerd door de Utrechtse medailleur Willem Noyons. De voorzijde toont het woord Europa en een afgeknotte kale boomstam in de vorm van een 1 (als symbool voor de monetaire kaalslag door het opheffen van de landelijke munt), de achterzijde laat weer de stier zien met krioelende naakten, wier wankele posities weinig hoop voor de toekomst lijken te bieden (afb. 98 a,b,c,).

Op het schetsblad dat 22 mei 1999 is gedateerd, waarschijnlijk het vroegste specimen van de serie, is de stier nog zwart, wat niet strookt met de verschillende bronteksten, waaronder Ovidius’ Metamorfosen, een boek dat door Vos jarenlang als vademecum werd gehanteerd en dat in de zeventiende eeuw niet voor niets ‘schildersbijbel’ werd genoemd (afb. 101). Het blad heeft bovendien een meer experimenteel karakter dan de erna getekende taferelen. Hier zijn als detail ook drie feminiene vechtscènes uitgeprobeerd, los van het andere bestanddeel van het zo onconventioneel aangepakte thema, het goddelijke rund.
De volgende dag, 23 mei 1999, introduceerde Vos opnieuw een zwarte stier (afb. 102), maar in de overige tekeningen uit de reeks ziet het dier eruit zoals hij door Ovidius wordt getypeerd, met een ‘huid van sneeuw (color nivis est), als sneeuw die niet betreden is’.7 Tot een verder conformisme kwam het niet, de opeenstapeling van naakten bleef gehandhaafd.
Ovidius-getrouwe voorstellingen van de roof van Europa heeft Vos weinig getekend. Twee werden ondergebracht in een schetsboek uit 2003, getiteld Metamorphosen voor Saïda.8 Hier demonstreert de bedreven tekenhand hoe Zeus geleidelijk in een stier verandert, hoe de stier Europa ontmoet en er met haar vandoor gaat, en hoe het beest tenslotte de gedaante van een adelaar aanneemt, om in die hoedanigheid het meisje van haar maagdelijkheid te beroven (66-67).9
EdeJ

96
Anoniem Portugal ca. 1680
Roof van Europa, ca. 1680
Lissabon, particuliere collectie Palácio dos Condes d'Óbidos

98a
Peter Vos (1935-2010)
Ontwerpen voor Euro-penning, ca. 2000
Private collection

98b
Peter Vos (1935-2010)
Ontwerpen voor Euro-penning, ca. 2000
Private collection

98c
Peter Vos (1935-2010)
Ontwerpen voor Euro-penning, ca. 2000
Private collection

100
Peter Vos (1935-2010)
Zeus en Europa, 3 september 2001
Whereabouts unknown

101
Peter Vos (1935-2010)
Schetsblad met Europa, 22 mei 1999
Private collection

102
Peter Vos (1935-2010)
Europa, 23/31 mei 1999
Private collection


103a
Peter Vos (1935-2010)
Metamorfose van Zeus tot witte stier, 19 februari 2003
Private collection

103b
Peter Vos (1935-2010)
De ontvoering van Europa, 19 februari 2003
Private collection


Notes

1 Voor het thema in de oudheid: Der Kleine Pauly, Band 2, kol. 446-449; en Eva Zahn, Europa und der Stier, Würzburg 1983. Voorts: Christian de Bartillat en Alain Roba, Métamorphoses d’Europe. Trente siècles d’iconographie, [Parijs] 2000.

2 De Bartillat en Roba, op cit., pp. 51-54 (L’Ovide moralisé). Zie ook Karel van Mander, Wtleggingh op den Metamorphosis Pub. Ouidij Nasonis, in: Het Schilder-boeck, Haarlem 1604, fol. 21r.-21v.

3 Graves I, pp. 194-198; Leonard Barkan, The gods made flesh. Metamorphosis & the pursuit of paganism, New Haven / Londen 1986, pp. 8-9, 12-18.

4 Ibidem, p. 195.

5 Bijna veertig jaar eerder, in 1962, tekende hij met pen en Oost-Indische inkt een zesbenig lichaam op een vierhoofdig paard, naar eigen zeggen ‘niet meer dan het resultaat van een bizarre inval, van het spelen en experimenteren met de anatomie’. Conceptueel vormen de zes mensenbenen die één lichaam uitmaken en naar alle kanten schijnen te trappelen, een opmerkelijke overeenkomst met de spartelende meisjes op de rug van de stier. Zie E. de Jongh, ‘Peter Vos (geb. 1935). Kruisafname en Zesbenig lichaam op vierhoofdig paard’, Openbaar Kunstbezit 7 (1963), nr. 26a-b.

6 Ovidius/d’Hane-Scheltema, II, 846-847.

7 Ook sommige negentiende en twintigste-eeuwse dichters en beeldende kunstenaars hebben het thema gepolitiseerd of in satire gevangen. Zie De Bartillat en Roba, op cit., pp. 114-155.

8 Ovidius/d’Hane-Scheltema, II, 852.

9 Metamorphosen door Peter Vos getekend, 1.I.’03 - 27.III.03 voor Saïda, pp. 85-88, 91-92, en 127-128.  

10 Voor de adelaar, een van de attributen van Jupiter, maar hier met de god samenvallend, zal de tekenaar Graves hebben geraadpleegd (I, p. 195). Door Ovidius wordt over de overgang van stier naar adelaar niet gerept.